Kleinwild – Patrijs

Alles over de Patrijs.

Patrijs

Klasse: Vogels
Orde: galliformes
Familie: perdicinae
Soort: perdix perdix

Biotoop

Een goed biotoop moet aan drie noodzakelijke levensbehoeften voldoen : voeding, huisvesting en rust. Patrijzen zijn bodembewoners. Een patrijs houdt van het open veld, dat hoogstens door hagen, houtkanten of enkele verspreide bosjes doorkruist mag zijn. Het geliefkoosde biotoop bestaat uit akkerland, afgewisseld met niet te veel weiden, wat houtkanten en enkele dijken waarin vooral mieren leven. Ze lopen bij voorkeur zaden te zoeken tussen voederbieten die slecht werden bemest en die te ver uit elkaar staan. Aardappelvelden die te weinig tegen onkruid en ongedierte zijn besproeid, herbergen soms al de patrijzen van de omgeving.
Bij de geboorte zijn patrijzenkuikens insectivoor : ze wegen dan slechts een paar gram en moeten binnen een zeer korte periode – twaalf tot veertien weken – tot volwassen vogels uitgroeien. Daarvoor hebben ze zeer rijk, hoofdzakelijk dierlijk voedsel nodig. Zonder dat dierlijke voedsel verhongeren ze de eerst twee drie weken na het uitkomen. De kuikens zijn zo fragiel dat tachtig procent gedurende de eerste twee levensweken sterft.

Uiterlijke kenmerken

Patrijzen zijn grijsachtige hoendervogels die tot een smakelijk brok wildbraad verwerkt kunnen worden. Het is een kleine gedrongen vogel met een verenkleed waarin grijs en bruin overheersen. Het “gezicht” is oranjebruin, hals en borst zijn grijs, rug en vleugels zijn bruin en de staart roestbruin. Op de borst zit een hoefijzervormige bruine vlek, die bij het haantje over het algemeen duidelijker is, maar die toch geen betrouwbaar geslachtskenmerk vormt. Aan de hand van de vleugeldekveren kan een duidelijk onderscheid tussen de geslachten gemaakt worden : bij de hen vertonen die dwarse strepen, bij de haan zijn ze afwezig. In het jeugkleed overheerst de bruine kleur. Anders dan de volwassen dieren hebben jongen geen grijze maar gele poten, geen afgeronde maar spitse buitenste slagpennen en een donkere snavel. Haan en hen zijn allebei gemiddeld 30 centimeter lang. De haan is gemiddeld iets lichter dan de hen.

Voortplanting

Patrijzen zijn monogaam. Dit is grotendeels te wijten aan het jaloerse gedrag van de hen die ervoor zorgt dat eventuele concurrentes die het territorium binnendringen kordaat buiten gewerkt worden. In de lente begint de haan plots een soort vreugdedans uit te voeren. Hij loopt dan in een grote boog om zijn hen heen, ze gaan allebei als voor een baltsvlucht op de vleugels, maar daarna trippelt de haan weer rond het voorwerp van zijn verlangen. Soms gaat de haan zelfs voor een korte rondvlucht op de vleugels, waarbij één vleugel bijna de grond raakt.
Als hij landt, trippelt hij naar zijn hen toe, die in gebukte houding gaat zitten met de staart licht naar omhoog, en de haan trapt ze. Dan is er een kort oprichten van de veren, als om ze weer in de plooi te schikken. Tijdens de balts maken beide vogels een kirrend geluid.
Samen zoeken ze een nestplaats bij voorkeur op een plaats waar oud gras staat. Bijna iedere dag legt de hen een olijfbruin of licht grauwgroen eitje in een ondiep kuiltje, dat met wat pluimen en grassprietjes gestoffeerd is. Na 23 à 24 dagen komen de kuikens uit. Pasgeboren patrijzen zijn amper vier centimeter groot. Een dichte en natte begroeiing of dekking vormt voor zulke kuikens een bijna onoverkomelijke hindernis.
Na een paar weken kunnen de kuikens zich al wat vliegend verplaatsen. Als ze tien weken oud zijn, zijn patrijzen vliegbekwaam.
Het legseizoen bereikt zijn hoogtepunt rond half mei.

Nog geen vergunning?

Jachtexamen.be is de online leeromgeving voor de jacht, de optimale examenvoorbereiding.