fbpx Skip to main content
search

Dit jaar begonnen 58 cursisten in Fryslân aan de jagersopleiding; meer dan in voorgaande jaren. Hun motivatie: in de natuur zijn. ,,Als je buiten bent, ervaar je vrijheid”, zegt cursist Klaas Stielstra.

Het aantal jagers in Nederland neemt toe. Dat blijkt uit ledenaantallen van de Jagersvereniging. In 2017 waren er 20.540 jagers lid, dit jaar zijn het er driehonderd meer. Ook in Fryslân nam het aantal voorzichtig toe van 1104 in 2018, via 1120 in 2019, naar 1151 in 2020. Het Friesch Dagblad vroeg drie cursisten naar hun motivatie.

Natascha Gielen (25) uit Hollum, Ameland

,,Toen ik tien jaar was verhuisden we naar Ameland. Daar leef je met de natuur. Je leert als kind de waterstanden, windrichtingen en weidevogels. Dat zit er al jong in. Ik rijd veel paard en ben sowieso graag buiten.

Ik raakte geïnteresseerd in jagen omdat een aantal mensen in mijn omgeving ook jager zijn. Mijn ouders hebben een boerderij met twintig hectare grond erbij. Dat wordt beheerd, en dan ging ik weleens mee met de hazenjacht. Je gaat vragen stellen en leert meer. Als jager ben je met je zintuigen in het veld. Je hoort de zee op de achtergrond, je voelt het gras door je handen glijden. Je weet wat er leeft, hoe een dier zich ontwikkelt en zich gedraagt.

 

De passie van een jager is dat je je verbonden voelt met de natuur

De opleiding tot jager is zwaar. Veel mensen halen het niet in een keer. Je moet een groot aantal diersoorten en alle wetten en regels voor het jagen kennen. Je leert hoe je moet schieten, hoe je veilig met je wapen omgaat, hoe je ‘weidelijk’ jaagt. Een dier mag geen stress of pijn hebben en niet half gewond ontkomen.

Je merkt wel eens het vooroordeel: jagers jagen alleen om te doden. Dat is niet de essentie van het jagen. Als ik een dag meega en er wordt niks geschoten, is dat met een reden. Bij lage konijnenstand schieten we geen konijnen. Een dag niks geschoten is geen verloren dag. De passie van een jager is dat je je verbonden voelt met de natuur en je even afsluit van het werk in het dagelijks leven.

Je hebt jagers die het vervelend vinden om zich te moeten verantwoorden tegenover critici. Maar ik vind het belangrijk om juist de tijd te nemen om uit te leggen wat er komt kijken bij de jacht. De jager draagt bij aan de aanwezigheid van kwetsbare soorten. Neem de weidevogels, zúlke mooie beesten. Op Ameland hebben we er veel in vergelijking met de rest van Nederland. Als ik hier nu ’s avonds de kieviten hoor dan denk ik: het wordt lente. Dát moet je beschermen, dat is zo’n mooi stukje natuur.

Als jonge vrouw ben je wel in de minderheid onder de jagers. Zo’n 4 procent van de leden van de Jagersvereniging is vrouw. Ik zie dat niet als belemmering. Als vrouwelijke jager ben je een bepaald type mens: je wordt geen jager als je het erg vindt om vies te worden, hard te werken of een dier schoon te maken. Een uitdaging voor vrouwen in dit vak is dat ze beter moeten letten op de terugslag van het geweer. Bij vrouwen steekt het sleutelbeen verder naar voren. Er zijn voor vrouwen ook geweren die korter of lichter zijn.”

Melle Oud (26) uit Buren, Ameland

,,Mijn vader was al jager en natuurbeheerder. Sinds mijn tiende ga ik wel eens mee met de jacht. Dat jagen en vissen past een beetje bij de eilander cultuur. Je weet ook precies wat hier zit.

Het gaat niet om wat je schiet. Het gaat om het in stand houden van de populatie. Voor mij is het belangrijkste om in de natuur te zijn. Je bent vaak voor dag en dauw op. Zodra je het veld betreedt gebruik je al je zintuigen en sta je helemaal op scherp.

Je moet in deze opleiding elk bloemetje en vogeltje kennen. Als ik voorheen een gans voorbij zag vliegen, dacht ik: een gans. Als ik nu een gans zie, weet ik of die op doortrek is en welk gedrag hij vertoont.

En als je dan iets schiet, is dat een bonus. Als je thuiskomt met konijn, dan weet je wat je eet. Mijn favoriete wild op Ameland is het konijn, mits mijn moeder het klaarmaakt. Maar ik ben ook wel bang dat het straks nog maar de vraag is – als wij straks een akte hebben – of we nog konijnen en hazen mogen schieten. Ik vind dan dat de jager wordt overgeslagen, terwijl die zó goed weet wat er in het veld loopt. Wij gaan met respect met wild om. Daar moeten we in de toekomst zo transparant mogelijk over zijn; mensen moeten goed weten wat een jager doet.

Hier op het eiland bestaat trouwens niet veel negativiteit over de jacht. Hier wil ik dan ook jagen en de wildstand beheren. Maar eerst nog maar slagen. Dat is een uitdaging, want je moet veel weten. Van de gewassen op het boerenland tot aan de broedtijden van een eend. Maar ik ben in veel dingen geïnteresseerd, dus dat komt goed uit.”

Klaas Stielstra (38) uit Stiens

,,Als je buiten bent ervaar je vrijheid. Dat heb ik ook als ik met mijn boot weg ga om te vissen. Je komt dan op plekken waar je nooit komt. Fryslân is zó mooi.

Ik ben de eerste in familie die begint met jagen. In dat opzicht ben ik zo groen als gras. Maar de keer dat ik nu mee ben geweest, vond ik het prachtig. Je gaat niet domweg een haas binnenhalen, maar je kijkt rustig: hoeveel wild zien we, hoe doen ze het. Dan denk je na: hoe krijg je een zo gezond mogelijk gebied.

Toen ik tegen mijn vrouw zei dat ik mijn jagersakte wilde halen, was zij eerst sceptisch. Ze zei: ‘als je alleen gaat voor het schieten, dan ga je maar naar de schietbaan.’ Maar dat is het helemaal niet. Als ik met mijn verrekijker in het veld zit en er lopen zes reeën langs of de hazen vliegen achter elkaar aan, dan vind ik dat honderd keer mooier dan achter de televisie zitten.

Van oordelen over jagers merk ik weinig. Ik denk dat we daar in het noorden van het land wel wat nuchterder in staan. Maar als ze er wel zijn, blijf ik rustig. Vaak hebben de mensen hun oordeel al klaar. Dan zeg ik: ‘dit wordt niks, we houden ons fatsoen, u gaat links, ik ga rechts.’

Het afschieten van predators om de weidevogelstand te verbeteren was voor mij geen directe aanleiding om jager te worden. Maar het is wel een probleem waar iets aan gedaan moet worden. Hoeveel kraaien ik al niet voorbij heb zien komen met gestolen eieren… En dan heb je nog de vossen, steenmarters en katten. Sinds de laatste lockdown heeft iedereen er een hond of kat bijgenomen, dus dat probleem zal alleen maar groter worden.”

Bron: Wouter Hoving van Friesch dagblad