Honden – Staande Honden

Alles over de staande honden.

Staande Honden

Staande honden, staan voor, dit wil zeggen zij zoeken het wild op, blijven net voor het wild staan tot ze commando krijgen om het op te stoten.

Bracco Italiano (FCI 165)

Uiterlijk:

  • Algemeen: Bracco Italiano is sterk en harmonieus gebouwd. De honden die het meest geliefd zijn laten een fraaie belijning zien, gecombineerd met goed ontwikkelde spieren en het markante, rasspecifieke hoofd dat mooi gesneden moet zijn. Het lichaam is even lang als het dier hoog is, of eventueel ietsje langer. De borst is breed, diep en goed tot de ellebogen met goed ontwikkelde ribben. De buik is bijna recht en loopt achter de ribbenkast ietsje op. De lendenen zijn breed en goed gespierd. De voorbenen zijn recht, sterk en goed gespierd. De hals is krachtig en is niet langer dan 2/3 van de lengte van het hoofd. Er is een dubbele keelhuid aanwezig.
  • Kleur: Wit, wit met aftekeningen varierend in grootte in een oranje of meer amberkleur, wit met kastanjekleurige aftekeningen, wit met vaaloranje. Een symmetrisch masker wordt geprefereerd, maar afwezigheid van een masker wordt toegelaten.
  • Hoofd en schedel: Het hoofd verhoudt zich als 4 tot 10 ten opzichte van de schofthoogte. Het midden van het hoofd is precies op het punt waar een denkbeeldige lijn door de binnenste ooghoeken loopt. Vanaf de bovenzijde gezien vormt het hoofd een verlengde ellips. De breedte van de schedel mag niet meer bedragen dan de helft van de hoofdlengte. De stop is niet erg duidelijk aangegeven. De voorhoofdsgroef is zichtbaar. De snuit is recht of iets gewelfd. De lengte van de snuit bedraagt de helft van de lengte van het hoofd. De neus is volumineus en groot met goed geopende neusgaten. De kleur van de neus is bruin of lichter, afhankelijk van de vachtkleur. De lippen zijn goed ontwikkeld en omhullen de kaak. Van voren gezien hangen de lippen iets over de onderkaak. De ogen hebben een zachte uitdrukking. De ogen zijn redelijk groot, met ovaalvormige oogleden. De kleur van de ogen is donker, maar mag lichter zijn naar mate de vachtkleur lichter is. De oren zijn goed ontwikkeld. De oren reiken totaan de punt van de neus. De breedte van de oren is minimaal half tot net zo breed als de lengte. De punten zijn iets gerond.
  • Staart: Dik aan de basis, recht en iets toelopend naar de punt. De staart is bedekt met kort haar. Als de hond in actie is zal de staart horizontaal worden gedragen. Vanaf de staartpunt zal de staart op 15-25 cm worden ingekort.
  • Voeten: De voeten zijn sterk, licht ovaal van vorm en goed gebogen. De tenen gesloten met sterke nagels die goed gebogen tegen de grond staan. Nagelkleur is wit, geel of bruin afhankelijk van de beharingskleur.
  • Beharing: Kort, dicht en glanzend. Korter en fijner op het hoofd, de oren, voorzijde van de benen en voeten.
  • Schofthoogte: Reu: 58 – 67 cm, Teef: 55 – 62 cm. Gewicht tussen 25 en 40 kg, afhankelijk van schofthoogte.

Karakter:

  • Sterk
  • Geschikt voor alle typen jacht
  • Betrouwbaar
  • Begrijpend
  • Gemakkelijk te trainen
  • Zachtaardig

Cesky Fousek (FCI 245)

Naamgeving

  • ‘Cesky’ geeft aan dat hij uit Tsjechië afkomstig is;
  • ‘Fousek’ (is Tsjechisch voor baard) duidt op de duidelijke kenmerken van het ras: sterk ontwikkelde baard en wenkbrauwen;

Uiterlijk

De Cesky Fousek is een middelgrote ruwharige continentale staande jachthond met aangeboren eigenschappen voor veld-, bos-, en waterwerk. Hierdoor kan de hond veelzijdig in de jacht gebruikt worden. Kortom: een allrounder die zowel vóór als ná het schot werkt.
Ondanks zijn aangeboren passie voor roofwild is hij gemakkelijk te trainen en te leiden. De Fousek is heel gehecht aan zijn baas en zeer aanhankelijk ten opzichte van zijn familie. Het is een edele hond met een zachte en vriendelijke expressie, maar zijn algehele verschijning verraadt souplesse en daadkracht.
Van oorsprong is de Cesky Fousek een hardwerkende jachthond. Van zijn kwaliteiten wordt in het land van oorsprong nog steeds ruimschoots gebruik gemaakt. Daar is hij al decennia lang één van de meest gebruikte staande jachthonden. De jagers stellen vooral zijn veelzijdigheid en goede hanteerbaarheid op prijs.
Eenmaal thuis bij zijn baas komt zijn rustige aard naar voren, en van een gepassioneerde jager met veel ‘will to please’ verandert de Fousek dan in een rustige hond die zich gemakkelijk voegt naar de regels van het gezin. De Fousek zal bij onraad wel blaffen maar is niet echt waaks. Bezoekers worden in alle vriendelijkheid ontvangen.
De Fousek heeft dagelijks een flinke portie beweging nodig. Maar ook mentale stimulatie in de vorm van training en sociaal contact is voor de Fousek heel belangrijk.
De Fousek is een zachte hond, en dient daarom ook met een ‘zachte’ hand te worden gecorrigeerd. Hij heeft wel een consequente en overtuigende baas nodig. Een “ijzeren vuist in een fluwelen handschoen” wordt wel eens gezegd. Duidelijke regels en consequente hantering daarvan zonder fysieke hardhandigheid heeft de Cesky Fousek nodig.Hij is een harde werker en is daarbij hard voor zichzelf. Door jachtpassie gedreven neemt hij doornstruiken en koud water zonder aarzeling aan en kan hij, schijnbaar onvermoeibaar, de hele dag mee jagen.
Ook harde geluiden en een hoop drukte brengen hem dankzij zijn stabiele karakter niet van zijn stuk.

Karakter

  • zachte Hond
  • makkelijk te trainen;
  • zeer inzetbaar: Veldwerk, apporteerwerk, Zweetwerk;
  • aanhankelijk;
  • vreindelijk
  • geen echte waakhond;
  • nood aan beweging;

De Drentsche Patrijshond (FCI 224)

Uiterlijk:

  • De Drentsche Patrijshond is een evenredig gebouwde hond, wiens lichaamsbouw kracht toont en tevens het vermogen tot ontwikkeling van de voor de jachthond nodige snelheid. Hij is zwaarder dan de Heidewachtel. Het lichaam is iets langer dan hoog, dus iets gestrekt qua bouw. De rug is krachtig, middelmatig lang en niet te kort. Door de rug en de goed gehoekte voor- en achterhand wordt de lengte verkregen die tot het gestrekte beeld leidt. De lendenen zijn goed gespierd. Het kruis is breed en lang, een weinig afhellend. De borst is diep, reikt tot de ellebogen en is van voren gezien ruim. De ribbenpartij is lang en goed gewelfd. Ook de achterste ribben zijn goed ontwikkeld. De buik is een weinig opgetrokken. De voorbenen zijn recht en goed gespierd. Pols sterk en met goed bot. Achterhand goed gespierd en breed. De hals is krachtig, middelmatig lang en eerder kort dan lang. De overgangen tussen hoofd en lichaam zijn vloeiend. Geen keelhuid of wammen.
  • Kleur: Wit met oranje of bruine platen, met of zonder spikkels. Mantel toegestaan maar niet gewenst.
  • Hoofd en schedel: De schedel is tamelijk breed en slechts weinig gewelfd. Er loopt een nauwelijks waarneembare groef in de middellijn vanaf de stop tot aan de matig ontwikkelde achterhoofdsknobbel. De stop is geleidelijk: de wangen gaan geleidelijk over in de snuitpartij. De wenkbrauwen zijn goed ontwikkeld. De snuit is wigvormig en eindigt stomp. Neus rug is breed en noch hol, noch gebogen. Neusspiegel goed ontwikkeld en bruin van kleur. De ogen staan ver uiteen en zijn goed beschermd. Zij puilen niet uit, noch zijn ze diepliggend. Middelgroot en ovaal van vorm. De Drentsche Patrijshond heeft een goedmoedige en intelligente uitdrukking. De ogen zijn amberkleurig. Goed gesloten oogleden. De oren zijn niet te zwaar. Ze zijn hoog aangezet en vallen dicht langs de wangen, zonder plooi of vouw. Naar voren getrokken zullen de oren op drie vingerbreedten de neuspunt raken. Breed aangezet en eindigend in een stompe punt. Schaargebit.
  • Staart: Tamelijk hoog aangezet, reikend tot het spronggewricht. Laag gedragen of sabelvormig. Wanneer de Drentsche Patrijshond aan het werk is, beweegt zijn staart cirkelvormig. Nooit over de rug gedragen. Overvloedige franje.
  • Voeten: Rond tot ovaal. Tenen goed gesloten en goed ontwikkelde zolen. Tussen de tenen goed behaard.
  • Beharing: Dichte, het lichaam goed bedekkende beharing, die niet gekruld is, doch ook niet zuiver langharig is. Eerder wordt de indruk gewekt van langharigheid doordat de vacht op bepaalde plaatsen langer is dan op andere plaatsen. Aan de hals en voorborst is de beharing langer. Oren zijn bedekt met lange gegolfde beharing. Oren, achterkant van de voor- en achterbenen, broek en staart zijn bevederd. Voeten zijn tussen de tenen eveneens rijk behaard.
  • Schofthoogte: Reu en Teef: 55 – 63 cm. Overschrijding is eventueel toegelaten wanneer dit gepaard gaat met een evenredige bouw.

Karakter:

  • Aanhankelijk
  • Gelijkmatig temperament
  • Schrander
  • Zacht
  • Gedwee
  • Lief voor kinderen
  • Waakzaam
  • Uitstekende jachthond

Duitse Draadhaar (FCI 98)

Uiterlijk:

  • Algemeen: De Duitse Staande Hond (draadhaar) is middelgroot en heeft een edele houding. Het is een hond die energiek oogt. Het lichaam is niet te lang maar beslaat veel grond. Matig brede, diepe borst. Ribben goed gewelfd. De benen zijn matig lang met sterk bot. Middelmatig lange hals.
  • Kleur: Onopvallend van kleur. Meestal effen bruin of bruinschimmel, of bruinschimmel met peper-en-zout kleuring.
  • Hoofd en schedel: Tamelijk lang hoofd met brede schedel en snuit. De snuit is krachtig. De ogen zijn helder en bij voorkeur donker van kleur Oren middelmatig lang en hangend. Schaargebit.
  • Staart: Ingekort. De staart begint hoog en is dik bij de aanzet. In rust omlaag, in actie horizontaal gedragen, nooit over de rug!
  • Voeten: Ovaal, goed gesloten. Stevige voetzolen.
  • Beharing: Middelmatig lang, zeer hard, glad liggend.
  • Schofthoogte: Reu 60 – 65 cm, Teef: niet minder dan 56 cm.

Karakter:

  • Schrander
  • Staat z’n mannetje goed
  • Levendig
  • Gehoorzaam
  • Gemakkelijk af te richten
  • Gelijkmatig temperament
  • Lief voor kinderen

Duitse Korthaar (FCI 119)

Uiterlijk:

  • Algemeen: De Duitse Staande Hond (korthaar) is een edele en evenwichtig gebouwde hond. Middelmatig groot en zeer energiek, zonder zenuwachtigheid. Het lichaam is gestrekt met diepe, matig brede borst en goed gewelfde ribben. Benen zijn tamelijk lang met sterk bot. Hals vrij lang met zo min mogelijk keelhuid.
  • Kleur: Effen leverkleurig, bruin met witte of gespikkelde aftekeningen, bruinschimmel, wit met bruine aftekeningen, of zwart met dezelfde aftekeningen als bij het bruin.
  • Hoofd en schedel: Droog, met voldoende brede schedel. Het hoofd is fijn gesneden, maar niet te licht. Iets geronde schedel. Neus effen bruin met goed geopende neusgaten. De snuit is lang en sterk met een lichte stop – met ramsneus. De ogen zijn middelgroot en bruin van kleur. Oren matig lang, en vlak hangend. Schaargebit.
  • Staart: Hoog aangezet, dik bij de aanzet en geleidelijk dunner wordend. In rust omlaag gedragen, in actie horizontaal.
  • Voeten: Rond tot lepelvormig. Tenen goed gebogen en van sterke nagels voorzien. Voeten recht en niet naar buiten of binnen gedraaid.
  • Beharing: Kort, dicht, grof en hard.
  • Schofthoogte: Reu: 62 – 64 cm, Teef: iets kleiner

Karakter:

  • Gemakkelijk af te richten
  • Energiek
  • Levendig
  • Vriendelijk
  • Gehoorzaam
  • Trouw
  • Lief voor kinderen
  • alround jachthond werk voor het schot – na het schot – sleep en bloedspoor – goede zwemmer

Duitse Langhaar (FCI 232)

Uiterlijk:

  • Algemeen: De langharige Duitse Staande Hond is een krachtige hond met een gespierd lichaam. Het lichaam is kort met diepe, maar niet te brede borst. Ribben goed gewelfd. De rug is kort, recht en sterk. De buik is licht opgetrokken. Matig lange benen met sterk bot. Middelmatig lange hals.
  • Kleur: Gewoonlijk effen van kleur, de kleur van dood blad. Rood of zwart in de vacht wordt niet toegestaan.
  • Hoofd en schedel: Gestrekt en droog. De schedel is tamelijk breed. De schedel en de snuit zijn even lang. Bovenkant van het hoofd iets afgerond. Platte neus en bruin van kleur. De ogen zijn zo donker mogelijk van kleur. Oren lang, tamelijk breed en vlak hangend langs het hoofd. Schaargebit.
  • Staart: Lang, recht en horizontaal gedragen. Het lange haar halverwege de staart vormt een fraaie franje. Overigens komt het voor dat een staart die te lang is iets wordt ingekort.
  • Voeten: Matig lang en rond.
  • Beharing: Lang, ongeveer 3-5 cm op de rug en flanken, op borst en buik iets langer. Goede bevedering.
  • Schofthoogte: Reu: 62 – 64 cm, Teef: iets kleiner

Karakter:

  • Goed af te richten
  • Intelligent
  • Trouw
  • Gewillig
  • Levendig
  • Gehoorzaam
  • Lief voor kinderen

Engelse Setter (FCI 2)

Uiterlijk:

  • Algemeen: langharig, middelgroot, sterk, goede maat en lichaamsbouw, snelheid, kracht en uithoudingsvermogen, adellijk, licht, droog, maar sterk met goed gehoekte schouder en achterhand
  • hoofd: lang, droog, relatief smalle (van voren gezien), gewelfde schedel, achterhoofdsknobbel duidelijk, stop, wenkbrauwen goed gemarkeerd
  • neuspartij: tamelijk diep met rechte neusrug, die even lang moet zijn alss de schedel
  • ogen: donkerbruin
  • oren: middellang en laag aangezet
  • staart: middellang en laag aangezet
  • vacht: lang, rijkelijk, zijdeachtig en glanzend
  • kleur: wit met zwarte, goudkleurige, roestbruine of leverkleurige platen of driekleurig of zwart of roestbruin
  • schouderhoogte: 65 – 68 cm, ook helemaal witte setters komen voor
  • gewicht: 27 – 30 kg

Karakter:

  • draait rond alvorens te gaan liggen
  • veel beweging nodig

Epagneul Breton (FCI 95)

Uiterlijk:

  • bouw: kwadratisch, relatief licht gebouwd, energiek en levendig, wakkere uitdrukking
  • hoofd: middellang, zwak gewelfde schedel
  • voorsnuit: in verhouding tot schedel 2:3
  • neusrug: recht, iets convex
  • ogen: grauwgeel
  • oren: hoog aangezet en tamelijk kort hangend
  • staart: ca. 10 cm lang (gewoonlijk aangeboren, ofwel gecoupeerd). In verlengde van ruglijn gedragen of iets lager
  • vacht: recht of licht gegolfd, niet krullen
  • kleur: wit met kastanjerode, roodgouden of gouden platen
  • schouderhoogte: 48 – 51 cm

Epagneul Francais

Uiterlijk:

  • Algemeen: Een Spaniel met een enorm uithoudingsvermogen, krachtig gespierd en bruisend van energie. Het is een staande hond met een brede, diepe borst en ribben die ver naar achteren doorlopen. De ribbenkast is niet echt vlak en ook niet overdreven rond en eindigt bij de ellebogen. De lengte van de rug is normaal in verhouding tot de rest van het lichaam. Prima halsrondingen en de halslengte staat goed in verhouding tot hoofd- en lichaamslengte. De lendenen zijn sierlijk, kort en recht met sterke spieren. Schuinstaande schouders, lang en met een goede spierontwikkeling, de hoekingen goed zichtbaar. De achterhand heeft stevige, gespierde dijen en een schuin kruis. De brede dijen laten een goede overgang zien naar de ietwat gebogen sprong. Een rechte middenvoet zonder Hubertusklauwen.
  • Kleur:Wit met bruine aftekeningen, met of zonder vlekken. De vlekken zijn wel toegestaan maar mogen niet in grote hoeveelheden voorkomen. Niet toegestaan zijn: roestbruin op de wangen of rond de ogen, bruinschimmel of leverkleur.
  • Hoofd en schedel: Een behoorlijk lang en sterk hoofd met gewelfde schedel. Een goed zichtbare achterhoofdsknobbel. Een tamelijk lange en brede snuit met een iets gewelfd voorhoofd en een duidelijke stop. Een goed ontwikkelde, bruine neus zonder de aanwezigheid van lichte vlekken en goed overlopend in het voorhoofd. De lippen zijn licht gebogen en niet te schuin, zij moeten niet te dik zijn en mogen zeker geen vierkant aanzien geven aan de snuit. Oren: Lange oren die op ooghoogte zijn aangezet, zij hangen licht naar achteren maar de binnenkant is niet zichtbaar. De oorpunt is gerond. Ogen: Donker amberkleurig, middelgroot. Zij geven de hond een lieve en verstandige uitdrukking. Het bindvlies mag niet zichtbaar zijn en gele ogen zijn minder gewenst.
  • Staart: Lang en laag aangezet. De meeste honden dragen de staart horizontaal en opzij met een zwakke boog.
  • Voeten: De voeten zijn ovaal en krachtig, goed compact met gesloten tenen. De voetzolen zijn hard en stevig.
  • Beharing: Het haar is lang en dicht, soms glad maar ook wel met golven. Het hoofdhaar is kort. Het krulhaar mag alleen voorkomen op hals, oren, de voeten en de staartwortel.
  • Schofthoogte: reuen 55-60 cm en teven 54-58 cm.

Karakter:

  • Zachtaardig
  • Intelligent
  • Vriendelijk
  • Opmerkzaam
  • Bedrijvig
  • Een doorzetter bij de jacht

Friese Stabijhond (FCI 222)

Uiterlijk:

  • Een eenvoudige, krachtig gebouwde hond, meer gestrekt dan hoog, noch te fors, noch te fijn gebouwd. Het lichaam is gestrekt met vrij diepe, niet te brede borst en goed gerond ribben. De rug is vrij lang en recht. Matig opgetrokken buik. Benen matig lang met sterk bot. Korte, ronde hals zonder keelhuid.
  • Kleur: Zwartbont, blauwbont, bruinbont en oranjebont.
  • Hoofd en schedel: Matig brede, vrij lange schedel. De snuit is even lang als de schedel. De schedel is iets gewelfd. Lichte stop. De neus is zwart, bij anders dan zwart-wit gekleurde honden mag de neus bruin zijn. De zwartbonte honden hebben donkerbruine ogen, iets lichter voor bruin- of oranjebonte honden. De oren zijn middelmatig lang, vlak hangend. Schaargebit.
  • Staart: Lang, reikend tot aan de sprong. Recht naar beneden gedragen, lang behaard, niet bevederd maar bossig.
  • Voeten: Rond met sterke voetzolen.
  • Beharing: Lang en sluik, goede bevedering, hoofd echter kort behaard.
  • Schofthoogte: Reu: maximaal 50 cm, Teef: minder.

Karakter:

  • Aanhankelijk
  • Gemakkelijk te trainen
  • Goede waakhond
  • Veelzijdige jachthond
  • Schrander
  • Rustig

Gordon Setter (FCI 6)

Uiterlijk:

  • tamelijk groot en sterk maar traag en goed uitgebalanceerd
  • hoofd: droog en adellijk, van voren gezien naar verhouding smal maar van de zijkant diep
  • schedel, breder en langer dan neus, voorhoofd goed gewelfd, stop duidelijk gemarkeerd
  • ogen: donkerbuin
  • oren: laag aangezet, middelgroot en dun
  • staart: komt tot sprong en draagt in sabelvorm, horizontaal of iets lager. Dik bij wortel en afsmallend naar punt
  • vacht: middellang, recht en aanliggend
  • kleur: zwart met roestbruine aftekening “black and tan”, witte vlek op borst is toegestaan maar niet gewenst.
  • schouderhoogte: 62 – 66 cm.

Griffon (FCI 107)

Uiterlijk:

  • middelgroot, adellijk, sterk, rechthoekig gebouwd, naar verhouding lange romp en schouderhoogte die zich als 10:9 verhouden
  • hoofd: droog en adellijk, gewelfde schedel, zowel van voor als opzij gezien, de stop en achterhoofdsknobbel zijn duidelijk gemarkeerd
  • neuspartij is lang en sterk met licht gewelfde neusrug
  • ogen: donkerbuin
  • oren: lang tot aan mondhoeken, geen plooien en langs wangen hangen
  • staart: gecoupeerd, de langharige heeft ongecoupeerde staartg
  • vacht: korthaar: dicht, hard, grof en ligt vast aan; ruwhaar: bovenvacht ruw, hoogstens 4 cm lang, aanliggend bovenhaar, dichte ondervacht; langhaar: lang en zacht haar met franje aan benen en vlag aan staart
  • kleur: bruin of bruinschimmel met bruine platen of wit met bruine platen
  • schouderhoogte: 60 – 70 cm

Grote Münsterlander (FCI 118)

Uiterlijk:

  • bouw: middelgroot, langharig, stevige, rechte rug, gespierde lendenpartij, vooraanstaande jachteigenschappen
  • hoofd: adellijk, langgerekt hoofd
  • ogen: donker
  • oren: lang en breed en hoog aangezet, dicht tegen het hoofd gedragen
  • diepe, brede borstkas
  • benen, loodrecht
  • tenen: krachtig met grove voetzolen
  • staart: lang en hoog aangezet, in een vlag
  • vacht: recht en iets golvend met franje aan benen
  • kleur: wit met zwart hoofd en zwarte vlekken op lichaam
  • schouderhoogte: 58 – 65 cm
  • gewicht: 25 kg

Ierse setter (FCI 120)

Uiterlijk:

  • middelgroot, licht en elegant gebouwd
  • hoofd: lang, smal en adellijk, mag niet snippig of smal zijn, achterhoofdsknobbel duidelijk opvallend
  • pogen: wenkbrauwen en stop goed gemarkeerd
  • neus: neuspartij lang maar mag van voren of van opzij gezien niet te spits zijn
  • ogen: donkerbruin
  • oren: middelgroot en laag en ver naar achter aangezet, hangen dicht bij hoofd en hebben zachte plooi
  • staart: tamelijk laag aangezet, grof bij wortel en asmallend naar punt, reikt tot sprong en wordt in lichte sabelboog gedragen, horizontaal of iets lager
  • vacht: middellang, recht en aanliggend
  • kleur: glanzend, diep kastanjerood zonder een spoor van zwart of lichtgeel, wit op de borst, keel of tenen, of een klein sterretje of streepje op het voorhoofd is toegelaten maar niet gewenst
  • schouderhoogte: 55 – 65 cm

Karakter:

  • verstandig, mild, energiek, sterk, snel en levendig
  • trouw, aanhankelijk, levendig en snel
  • intelligent, geen goede waakhond

Kleine Münsterlander – Heidewachtel (FCI 102)

Historiek:

In het begin van deze eeuw werd in Westfalen in Duitsland uit oude slagen van kleine langharige Staande Honden de Kleine Munsterlander of Heidewachtel gefokt. Hij is verwant aan de Franse Epagneuls en de Drentsche patrijshond. Het ras komt op talrijke schilderijen voor van oude Meesters. Edmund Loins, een Westfaalse jachtopziener, heeft het ras in de tweede helft van de vorige eeuw weer nieuw leven ingeblazen. Doel van de fok van dit ras was het komen tot een veelzijdige gebruikshond. De Heidewachtel werkt, in jagerstermen, zowel voor als na het schot. De hond zoekt het wild op door met opgeheven kop een veld af te zoeken tot hij verwaaiing krijgt, waarna hij tot voorstaan komt. Als de jager geschoten heeft, zoekt de hond het wild op en apporteert het keurig. De Heidewachtel is dus gefokt als allround jachthond, door kenners geliefd om zijn doorzettingsvermogen en intelligentie. Hij kan het in de praktijk met succes opnemen tegen andere jachthondenrassen zoals de Retriever en de Engelse staande jachthonden.

Uiterlijk:

  • Bouw: Middelgrote, elegante, edele maar toch krachtige hond.
  • Hoofd: edel, droog, licht gewelfd, niet te brede schedel, uitgesproken stop. De uitdrukking is kenmerkend voor het ras. Krachtige, lange en rechte voorsnuit.
  • Neus: donkerbruine neusspiegel, droge lippen.
  • Ogen: liefst donkerbruin.
  • Oren: breed, hoog aangezet en smal toelopend naar de punt, plat en hangend, behang.
  • Hals: gematigd lang en gespierd, met licht gewelfde nek.
  • Lichaam: gematigd lang, stevig en met sterke lendenpartij. Diepe en ruime borstkas zonder tonvormig te zijn. Licht opgetrokken buiklijn.
  • Ledematen: goede hoeking en rechte, veerkrachtige voorbenen, goed gehoekte achterbenen.
  • Voeten: rond, gesloten en gewelfd.
  • Staart: gematigd lang, met lange vlag. Wordt recht gedragen, maar met een derde van de achterkant licht omhoog gebogen.
  • Vacht: gematigd lang, zacht, weelderig, licht golvend en dicht aanliggend.
  • Kleur: bruin en wit, wit-bruin of schimmel. Tan-kleur op de voorsnuit en boven de ogen is toegestaan.
  • Schofthoogte: reu 50-56 cm, teef 48-54 cm.
  • Gewicht: ongeveer 20kg;

Pointer (FCI 1)

Uiterlijk:

  • bouw: middelgroot, rechthoekig, relatief licht, indruk van kracht, elegantie en adel, lichaamsbouw verraadt snelheid en het uithoudingsvermogen, scherp belijnd, hooggedragen hoofd, goede houding met naar verhouding korte, rechte staart
  • hoofd: droog, adellijk, goed gewelfde schedel, goed breed tussen oren, duidelijk achterhoofdsknobbel en sterk gemarkeerde stop
  • voornsuit: lang, rechthoekig, krachtig, de neusbrug breed, licht concaaf of recht boven de belijning
  • ogen: donkerbruin
  • oren: middelgroot en dun, hoog aangezet, voorste kanten dicht bij het hoofd
  • vacht: kort, dicht en hard, glad en glanzend
  • kleur: of wit met zwarte, gouden of leverbruine platen of driekleurig of éénkleurig: zwart, goud of leverbruin
  • schouderhoogte: van 57 tot 64 cm
  • gewicht: 20 – 30 kg

Karakter:

  • Lief voor kinderen

Pointer (FCI 1)

Uiterlijk:

  • middelgroot, licht, sterk gebouwd lichaam
  • hoofd: adellijk met droge voorsnuit
  • neusspiegel: goed ontwikkeld en breed, neusgaten wijd
  • ogen: donkerder kleur dan de vacht
  • oren: dun en lang, hangend gedragen
  • rug: kort en sterk, borstkas diep
  • buik: iets opgetrokken
  • staart: gecoupeerd ca. 1/3 deel van de punt af, horizontaal gedragen als hond in beweging is
  • variant: kort- en ruwharig
  • kleur: geel in verschillende nuances
  • schouderhoogte: 53 – 64 cm

Karakter:

  • levendig temperament

Weimaraner (FCI 99)

Uiterlijk:

  • bouw: rechthoekige, droge, krachtige maar adellijk staande hond
  • hoofd: onbeduidende stop en lange, krachtige neuspartij
  • neusrug is recht en licht convex
  • oren: breed, relatief lang, hoog aangezet en hangen langs wangen
  • ogen: barnsteenkleurig en intelligente uitdrukking
  • lichaam: gespierd, de borst diep en buik iets opgetrokken
  • staart: gecoupeerd, hoog aangezet, laag gedragen
  • vacht: kortharig: met fijn, dicht en goed aanliggend haar; ruwharig dicht en ruw; langharig : 3 – 5 cm lang haar en iets langer aan de hals, borst en buik en met behang aan achterkant van de benen en vlag aan de staart
  • kleur: grauwblauw in verschillende nuances, hoofd en oren dikwijls lichter, langs ruggengraat donkerder
  • schouderhoogte: 57 – 70 cm

Karakter:

  • Veel beweging nodig
Nog geen vergunning?

Jachtexamen.be is de online leeromgeving voor de jacht, de optimale examenvoorbereiding.